Het in het veenweideprogramma voorgestelde fijnmazige waterbeheer lijkt in eerste instantie tegemoet te komen aan de eisen van zowel de landbouw als de natuurorganisaties. Toch wordt slechts voor maximaal 15% van het Friese veenweidegebied maatregelen getroffen. Deze kostbare maatregelen hebben tot gevolg dat het maaiveld van het veen buiten deze gebieden tot 2050 jaarlijks met ongeveer 1 cm zal gaan dalen. Het resultaat hiervan zien we terug in verdroging van de natuur en schade aan woningen. 

Hoe autonoom is de autonome bodemdaling wanneer het grondwaterpeil kunstmatig laag gehouden wordt? Wanneer we de problematiek vanuit dat perspectief bekijken is het lastig te verkopen dat de schade aan de woningen door autonome bodemdaling niet op de beleidsmakende instanties kan worden verhaald. Veel eigenaren die te maken hebben met deze problematiek kunnen geen reguliere lening krijgen omdat zij niet aan de daarvoor gestelde wettelijke vereisten voldoen en de voorliggende plannen voorzien niet in steun voor deze groep gedupeerden.

Door oxidatie van het droog liggende veen zal de komende jaren nog veel CO2 vrijkomen. We kunnen in Nederland overal de kolencentrales sluiten, massaal elektrisch gaan rijden, het land en de Noordzee vol zetten met windmolens, maar wanneer we niets aan het grondwaterpeil in het gehele Friese veenweidegebied doen, stoten we jaarlijks ongemerkt praktisch net zoveel CO2 uit als al het wegverkeer in Fryslân in één jaar. Het mag duidelijk zijn dat de oxidatie van veen de ambities van het klimaatakkoord en de regionale energiestrategie in de weg staat.

Drachten, ooit bekend om haar turf is al lang niet meer omringt door gebieden met een dikke vruchtbare veenlaag. Op slechts enkele plekken is het veen dikker dan 80 cm. De rest van het gebied bestaat uit dun veen of enkel moerige gronden. Rondom de Veenhoop en in de omgeving van Goëngahuizen, even ten zuiden van de Hegewarren, zal de vruchtbare veenlaag zienderogen afnemen. Wat dat betreft is er voor deze plekken in Smallingerland straks geen veen en geen hoop meer. Dat is niet alleen nadelig voor de natuur en de mensen die daar wonen, maar ook voor de lokale landbouw. Wanneer we doen wat we altijd deden, krijgt de landbouw straks niet meer wat ze kreeg. De bodem raakt uitgeput, de oogst zal teruglopen en men moet allerhande dure kunstgrepen toepassen om het land te kunnen bewerken.

Wanneer we de grote opgaven zoals klimaatadaptatie, energietransitie en biodiversiteit voor ogen hebben, dan denken we dat er zowel op de korte als lange termijn meer veranderingen nodig zijn in het veenweidegebied. Onder meer als onderdeel van de transitie naar een meer natuurinclusieve en circulaire landbouw. De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (hierna: de Raad) stelt in haar rapport “Stop de bodemdaling in de veenweidegebieden: het Groene Hart als voorbeeld”  dat voortgaan op het pad van ontwatering, met aanhoudende bodemdaling en CO2-uitstoot tot gevolg, op de lange termijn economisch, ecologisch en maatschappelijk onverantwoord is. De Raad adviseert daarom het Rijk om een nationaal beleidskader op te stellen met een concreet doel voor het verminderen van bodemdaling in landelijke veenweidegebieden. Ook adviseert de Raad om voor de kortere termijn een tussendoel van 50% bodemdalingsreductie in 2030 wettelijk vast te leggen als harde norm. Onze blik moet dus gericht zijn op het behalen van deze bodemdalingsreductie in 2030 en de noodzakelijke maatregelen voor de langere termijn (2050), waarbij de gevolgen van klimaatverandering sterker zichtbaar worden en we een sterke CO2-reductie als doel hebben. Wij pleiten dan ook voor meer maatregelen en concrete (tussen)doelen in het Veenweideprogramma tussen nu en 2030. Een amendement waarin we deze visie in de zienswijze wilden verankeren heeft het in onze gemeenteraad niet gehaald, we kwamen slechts één zetel te kort. De partijen ELP, CDA, VVD en Smallingerlands Belang zien niet de noodzaak om de veenweideproblematiek adequaat aan te pakken.